Zelden hebben we een bezoek gehad waar wij zo naar gesmacht hebben. Reikhalzend hadden we naar uitgekeken, al een week lang. En net toen de wanhoop toesloeg, reed hij ons erf op. Heel assertief, met een gemak alsof hij dit al vijfentwintig jaar deed.
Het mannetje van Cosmote.
Een week geleden viel ons internet uit. Dat is niet uniek, dat gebeurt hier in Griekenland af en toe. Meestal duurt het slechts een paar seconden, soms drie minuten, en een tijd geleden was het vier dagen. Die laatste was een regionale storing bij Cosmote, de Griekse equivalent van KPN, dus het enige wat we konden doen was afwachten. Na vier dagen was het er gewoon weer.
Vorige week, het was vrijdagmiddag, hield de internetverbinding het dus opnieuw voor gezien. Maar anders dan verwacht herstelde het niet. Niet na vijf minuten. Niet na een uur, nog steeds niet die avond.
‘Er is iets mis,’ fronste Paul en stelde Kyri, onze altijd behulpzame huisbaas, op de hoogte. Die ging direct bij Cosmote te rade, waar hij vernam dat het niet aan de lijn lag. Dan moest het iets in huis zijn, het modem wellicht? Er zou een techneut langskomen. Snel. Uiterlijk woensdag.
Een diepe zucht ontsnapte me. Uiterlijk..? Over vijf dagen dus pas?
‘Dat wordt nog minstens vrijdag,’ mompelde Paul mismoedig.
Maar we zijn in Griekenland, dus niets is zeker. Geen mens weet wanneer ze dan daadwerkelijk langskomen. Het kan morgen zijn, over een dag of drie, maar voor hetzelfde geld duurt het twee weken. Dag na dag verstreek, bij elke passerende spitste ik mijn oor.
Geen busje, geen techneut. Niets.
Geen internet, geen tv, geen vaste telefoon en geen mobiel bereik. Er zijn ergere dingen op de wereld, maar onhandig is het wel. Een boek lezen of schilderen is heerlijk, Griekse stukjes vertalen is ook heel leuk, maar het moet wel eigen keuze zijn en niet opgelegd door omstandigheden. Bovendien, andere leuk dingen waren nu niet mogelijk, zoals mijn stukjes en boekenreviews online plaatsen.
Maar Paul moest wel. Om toch voor zijn werk voor de lokale omroep te kunnen leveren, reed hij twee keer per dag naar een parkeerplaats in het volgende dorp. Daar was mobiel bereik. Ik bleef thuis om de Cosmote-man op te vangen, die toch een keer zou arriveren, maar die helaas steeds maar niet kwam.
Dit ben je na een week wel zat. Kyri belde zich elke dag een rood oor naar Cosmote, maar die mannen zijn niet in beweging te krijgen.
‘Het komt niet goed, hoor,’ gromde Paul sikkeneurig. ‘Wat kunnen we nou doen? Niks. Ja, afwachten…’
Toen gebeurde het. Na exact een week, het was weer vrijdagmiddag. Net toen ik het ook aan het opgeven was, draaide een wit busje heel soepel ons erf op. Cosmote, stond erop.
‘Daar istie!’ piepte ik verbijsterd. ‘Cosmote! Dat zal toch niet?’
Het was hem wel. De techneut. Een vrolijke Griek sprong naar buiten, die zich rot gezocht had naar ons huis, zoals hij stralend vertelde. Geen mens te bekennen in de wijde omgeving, tot er gelukkig wel iemand op straat verscheen en hij de weg naar ‘de Hollanders’ kon vragen. Hij was meteen gered, want dat weet iedereen hier.
Intussen deed de levenslustige jongeman wat metingen hier en daar, belde met zijn technische dienst en had nog geen kwartier nodig om onze WiFi te herstellen. En de vaste telefoon tussen neus en lippen ook, geen probleem. Voor we nog een keer pap konden zeggen, was hij de trap weer afgedarteld, in zijn busje gesprongen en weg was hij.
Zelden hadden een bezoek gehad waar we zo naar gesmacht hadden.
We hebben onze levenslijn terug!