Het is stom toeval dat ik het ontdek.
Ik zit gewoon wat woorden te bedenken, of zinnetjes, waarvan het handig zou zijn om te weten wat die in het Grieks zijn. Woordenboek erbij en mijn onafscheidelijke schriftje.
Van het ene woord komt doorgaans het andere. Via alle kleuren beland ik bij olijfgroen (kennen ze niet! Ik was verbluft). Als lindegroen ook geen echt woord lijkt te zijn, verschuift mijn aandacht van kleuren naar bomen. Abrikoos, mandarijn – ik wil (niet voor het eerst) weten wat er in het Grieks in onze tuin staat – pijnboom, cipres – bomen in om om ons dorp – en ik dwaal af naar kastanje en eik – gewoon leuk om te weten.
Kastanje ligt voor de hand natuurlijk, maar bij eik knipper ik met mijn ogen, ik moet drie keer kijken. Ik controleer het gevonden woord in andere woordenboeken, zelfs online. Het staat er heus, overal. Eik: βελανιδιά. Velanidiá!
Wij wonen in een dorp dat Eik heet. Ik ga toch maar eens op zoek waar die boom dan staat.