Je kent ze wel, die heerlijke films. Zomer, zon, de oogst op een oude pick-up, of op een tractor met aanhanger en daarbovenop uitgelaten boerenzonen met vrienden en vriendinnen. Zoiets. Op het Italiaanse platteland. Of het Griekse.
Ik loop met Mickey langs de oude bron bij het dorpsplein van ons dorp en daar staan ze. De bekende aftandse pick-up, kratjes met net geplukte abrikozen hoog opgestapeld in de bak, een vrolijke jongeman daarbovenop. Ik ken hem wel van gezicht. Hij is bezig om wat bakjes te vullen met abrikozen die hij uitdeelt aan om de wagen heen dartelende jonge, uitgelaten mensen. Grapjes gaan over en weer. Zo te horen dan, want ik kan ze niet precies volgen natuurlijk.
‘Geia sas!’ roep ik, zwaaiend.
Ze kijken op, groeten opgewekt terug. Ook de jonge man bovenop. ‘Wacht even!’ roept hij met toe, in het Grieks, maar dit soort dingen versta ik inmiddels wel, bovendien klopt dit met het handgebaar dat hij maakt.
Hij graait in de krat met fruit en gooit op zwierige wijze een bakje vol met abrikozen. De helft valt ernaast, maar hij blijft gooien tot het vol zit. Lenig springt hij van de wagen af, om met uitgestrekte armen het bakje aan mij te overhandigen. ‘For you!’ zegt hij stralend.
Oh! Het water loopt me al in de mond. Terwijl ik hem bedankt, zakt de jongen door zijn knieën om Mickey een aai over zijn koppie te geven. ‘Hallo friend!’
Met mijn handen vol probeer ik een wegrollende abrikoos te redden, maar dat is geen doen op dit flink hellende paadje. Spijtig zie ik de vrucht in het afwateringsrooster verdwijnen. Met een verontschuldigende glimlach haat de jongen zijn schouders op en klimt weer op zijn kar.
Eenmaal thuis hoor ik de aanstekelijke vrolijkheid in de verte nog steeds. Ik leek zó in een filmscène gelopen te zijn. Alleen was het geen film, het was echt. Het boerenleven in een Grieks dorp.