De man oogt enigszins alternatief. Woeste grijze krullenbol, vale paarse broek en roze shirt, blote voeten in verantwoorde, afgesleten sandalen. Hij stalt zijn bagage op het dek. Grote oude roltassen, iets dat op een boot lijkt, wat rugzakjes. Hij sleept er twee stoeltjes naar toe en laat zich op een daarvan zakken.
We meren bijna af in Ancona, na de ferry-overtocht vanuit Igoumenitsa. De laatste twee uur word je je (duur betaalde!) hut uitgebonjourd, omdat de schoonmaakploeg aan het werk wil. Dus zitten we op het dek, met bagage en hond. De alternatieve man ook. Hij zonder hond dan.
Even later voegt zich zijn vrouw/vriendin bij hem en daarmee is het ook gelijk duidelijk. Oude hippies, dat zijn het. Senior-hippies, die zijn blijven hangen in de zestiger jaren. Zij draagt laagjes – heel véél laagjes – sjofele kledij, in allerlei tinten paars en lila. Ook haar blote voeten steken in net zulke verantwoorde, oude sandalen. Echt het type van ‘alles naturel en laat het allemaal maar hangen’.
Niks mis mee hoor. Behalve dat ze heel onvriendelijk en stug overkomen, niks geen blije flower power en iedereen is mijn vriend! jegens medepassagiers. Maar ik hoef ook niets van ze.
De boot verandert een beetje van koers en daardoor verschijnt er een straal zon op het dek. Dat doet de vrouw pardoes overeind schieten om een van haar laagjes kleding uit te trekken, pal voor onze neus, wat Paul een nerveus ‘O jee. O jee. Hoe ver zal ze gaan?’ ontlokt.
Ik ben alweer in mijn boek gedoken als vaag gezang mijn oor bereikt. Iemand ergens een afspeellijst aangezet zeker. Ik negeer het, tot Paul me ineens aanstoot en naar de hippies wijst. ‘Ze hebben een lied aangeheven…’
‘Zijn zíj dat?’ Ik gluur naar het stel en inderdaad, ze zitten te zingen. Ha. Na het lied volgt nog een lied. En nog een. Het is onherkenbaar, ik heb geen idee wat ze zingen. Ze trekken zich helemaal niets aan van ons, een paar meter achter hen, of van wie dan ook op het dek. Dat is wederzijds, overigens.
Ach nou ja, denk ik, misschien barsten ze wel vaker uit in gezang, misschien is dat hun ding in hun dagelijks leven. Kan.
Met een snelle beweging vist de man dan een soort verhabbezakte, stukgelezen partituur uit een rugzak die achter hem ligt. Nu wordt het interessant. Ik rek mijn nek om onopvallend mee te kunnen lezen, over zijn schouder heen. Ik moet flink turen, maar ik zie teksten, woorden in grote, vette letters – gelukkig – die Indiaas aandoen, net als de kleuren van de illustraties die ik zie. Dat past wel bij hippies, vind ik. Met de onbevangenheid van kinderen zingen ze door, af en toe onderbreken ze zichzelf met een woordenwisseling. Zouden ze repeteren voor een soort koortje? Een hippiekoortje of zo?
De vrouw staat nog een paar keer op, terwijl ze gewoon doorjubelt trekt ze nog wat laagjes kleren uit. Er komen steeds meer ledematen en heel wat inkijkjes tevoorschijn. Maar gêne is iets wat een hippie niet kent.
De ferry legt aan in de haven. Gauw ontdoet de vrouw zich nog van het laatste mogelijke laagje kleding. Ze draagt nu nog net voldoende wat voor de wet decent zou zijn. Ze zijn weer stil, kennelijk genoeg gerepeteerd.
Zonder ons maar een blik waardig te keuren, propt het tweetal de partituur terug, ze grijpen hun tassen, boot (als het dat is en rugzakken en stevenen in gestrekte draf op het autodek af.