Ik raap slakken.
Nadat deze spontane medetuinbewoners in één nacht negentien van mijn twintig sla-plantjes hadden verorberd, krabde ik mijzelf achter oren. Hoe maak ik het slakken ongemakkelijk? Hoe verleg ik hun koers?
Ze hoeven niet dood, maar ik wil ze niet in mijn moestuin. Gek genoeg vind ik ze daar ook helemaal niet.
Wel aan de overkant van het betonnen pad in de bloementuin, of eigenlijk is het een bloeiende struikjestuin. Aan de schaduwrijke voet van de volbladige struikjes blijken zich kuddes huisjesslakken te verzamelen. Bij bosjes hangen ze daar rond, overdag. ’s Nachts komen ze in beweging en zetten ze koers naar sappig groen. Dat is niet de bedoeling. Ik wil geen gif, ze hoeven niet dood, helemaal niet, ze moeten gewoon ergens anders. Dus er zit maar één ding op. Ik help ze wel verhuizen. Ik ga slakken rapen.
Onder de planten liggen de beestjes, helemaal in hun huisjes opgerold, nietsvermoedend bij te komen van hun wilde nacht als ik ze eronder vandaan grijp. Handenvol. Ik hoef maar te schudden aan de struiken en als rijpe appels vallen er – boink boink boink – nog veel meer naar beneden.
Ik graai ze bij elkaar en stort ze aan de rand van de boomgaard naar beneden. Steeds verder weg loop ik met mijn handen vol weekdieren, hup over het muurtje of de afgrond in naar een nieuwe woonplek.
Na tientallen handenvol en evenzoveel loopjes naar de randen van ons grondgebied besluit ik om er toch maar een plastic zak bij te halen, voor het gemak. Hoewel er inmiddels al wel een paar honderd diertjes verhuisd zijn, blijkt dit alsnog moeite waard; nog vele slakken rollen als rammelende kokkels de zak in.
Het laatste honderdtal slakken uit mijn plastic zak verdwijnt helemaal achterin de olijfgaard naar beneden. Stuiterend rollen ze over de rotsachtige grond weg naar hun nieuwe huis.
En hier ook vooral op mijn stokrozen
Zij zullen terug komen voor meer gratis reisjes