‘Aácchh….!’ Het onderbreekt plotseling mijn betoog. Maar het had daar niets mee te maken.
’Stuk!’ Paul klinkt beteuterd, hij raapt iets op van de vloer. Ik ben inmiddels gestopt met praten. ‘Mijn sleutelhanger! Ik liet hem vallen en nu is hij kapot!’
We zijn in Epidavros voor onze cursus Grieks en het gebeurt tijdens een pauze. De hele groep buigt zich over de blauwe sleutelhanger heen. Hij is van glas en ik heb hem speciaal voor Paul gemaakt, van glas, twee jaar geleden. De Griekse letter P – Π dus, zijn initiaal – in wit op een achtergrond van prachtig Grieks blauw. Hij was echt mooi geworden, ik was er zelf heel tevreden over. Maar ja, glas. Dat is niet bestand tegen vallen op een harde vloer, op den duur. Nu is er een hoekje af.
Ach. Nou ja, ik kan wel een nieuwe maken, zeg ik snel. Of deze herstellen. ‘Heb je het andere stukje ook?’
‘Nee, dat zie ik nergens!’ Alle ogen speuren de vloer af, maar helaas. Dat zal dan wel ergens in een hoekje liggen.
We zijn weer thuis als Paul de kapotte sleutelhanger triomfantelijk in de lucht houdt. ‘Ik leg hem op je werktafel!’
En daar ligt hij nog steeds al ik hem een paar dagen later oppak en goed bekijk. Repareren zal wel lukken, besluit ik terwijl ik in mijn bakjes met glasstukjes rommel. Ik heb nog wel een stukje van de juiste kleur blauw voor het afgebroken hoekje. Een nieuw oogje erin maken lukt ook wel. En ja, snel vis ik er iets uit dat heel geschikt lijkt.
Maar dat niet alleen. Mijn mond valt open als ik deze scherf goed bekijk. Dit is toevallig! Er zit al een oogje in en het past perfect op de sleutelhanger.
Het past perfect? Mèt oogje?
Ik knipper een keer en kijk nog eens goed. Ja hoor, het past. Perfect. Naadloos. Nee, het is nog gekker.
Dit is gewoon het originele, missende stukje wat van de sleutelhanger is afgesprongen. Maar dat kan helemaal niet.
Want hoe komt een in Epidavros zoekgeraakt stukje glas vijftig kilometer verderop in Velanidia in mijn laatje terecht? In het juiste glasbakje?
Paul gelooft me niet, logisch. ‘Had je het dan tóch gevonden, daar?’
Nee. Niet! Het missende stukje lag hier, thuis, in mijn la.
‘En heb je het misschien toch meegenomen en opgeruimd? Was je dat misschien weer vergeten?’
Nee! Niet! Ik heb niks gevonden daar, niks meegenomen en niks opgeruimd. Waarom zou ik zo’n scherf netjes ergens ver weg opbergen en gewoon niet bij de sleutelhanger neerleggen? Dat heb ik niet gedaan. Trouwens, dat zou ik heel inefficiënt vinden.
‘Heb jij het dan, misschien…?’ vraag ik, op mijn beurt. ‘En vergeten dat je…?’
‘Nee!’ zegt hij. ‘Niet.’
Dit kan niet.
Ik laat het resultaat zien. Naadloos, onzichtbaar weer aan elkaar gelijmd. De originele scherf op de mooie blauwe sleutelhanger.
Nee. Het kan niet.
Maar toch is het zo.