
Het is heerlijk op het terras van Katsiris in Kiveri. We zitten onder de hoge bomen en wenken de bedaagde, niet meer heel jonge kelner. ‘Ready?’ vraagt hij, ‘om te bestellen?’ Op dit moment trekken kelners meestal hun bestelblokje uit de achterzak.
Zeker. Paul steekt van wal en noemt op wat wij willen eten. Maar waar is het schrijfblokje? De man knikt begripvol tijdens Pauls’ opsomming, herhaalt alles met wat verkleinwoordjes, maar hij schrijft niks op. ‘Kolokithakia, nai. Ah, nai! Krasaki. Efcharistoume!’ Ja, natuurlijk! Wijntje! Dank u wel.
Het gebeurt wel vaker, bestellingen uit hun hoofd (hoe dóen ze het??). Maar daarna vliegen ze doorgaans gelijk naar binnen om alles aan de kok door te geven.
Deze man niet.
Hij knikt vriendelijk, maar waar ik verwacht dat hij zich nu naar de keuken zal begeven, stijgt mijn verbazing als hij de andere kant op slentert. Het terras af. Weg.
‘Moet hij niet naar binnen?’ Gealarmeerd zit ik rechtop in mijn stoel om de man niet uit het oog te verliezen. ‘Hij gaat weg!’ piep ik, vol ongeloof.
Ik zie hem even babbelen met een bekende of zo die daar net loopt, om vervolgens koers te zetten naar een auto. Op zijn gemak opent hij de deur en stapt in. Hij start de motor, onze-kelner-die-onze-bestelling-(hopelijk)-in-zijn-hoofd-heeft-maar-die-nog-niet-heeft-doorgegeven.
‘Hij rijdt gewoon weg!’ fluister ik verbijsterd, mijn mond is inmiddels helemaal open gezakt. ‘Echt! Hij gaat!’ Zelfs Paul toont enige verbazing.
De man gaat een stukje achteruit met zijn auto. ‘Hij weet straks echt niet meer wat wij willen eten hoor!’ sis ik, nog steeds stomverbaasd. Maar diep van binnen voel ik ook een lachkriebel opkomen.
‘Oh!’ Het is een paar minuten later. ‘Hij komt terug!’ Ik zie de man zijn auto in een ander parkeervak schuiven, en daarna kalm weer uitstappen. Haast? Nee hoor, ben je mal.
‘Daar is-ie weer!’
‘Dan zal hij nu naar de keuken gaan? Als hij het nog weet?’
Op dat moment gebeurt er iets raars. Op onze tafel verschijnt een karafje witte wijn. Een andere kelner, niet die ene, niet onze tafelbediende, zijn collega wenst ons ‘Stin geia sas!’
Hè?
Hij zal mijn verbaasde blik niet begrijpen. ‘Proost!’ herhaalt hij. ‘Geniet ervan.’
Hè??
Ik kijk om me heen. Hoe wist die man nou dat wij dit besteld hadden?
Onze eerste kelner nadert vanaf het pleintje het terras weer. Knipoogt hij nou? Nee, dat niet. Maar ik krijg een vriendelijke glimlach voordat hij naar binnen loopt. Om voor onze bestelling te zorgen? Waarvan een deel al op opzienbarende wijze op tafel is verschenen?
Met nog steeds open mond kijk ik naar onze wijn. ‘Hoe…?’
Grijnzend haalt Paul zijn schouders op. ‘Geen idee….’
Mijn giechelbui is nu niet meer tegen te houden.
Eten bij Katsiris! Geen moment saai.