Zakje 

Ik hoor hem altijd lang voordat hij in mijn gezichtsveld verschijnt. Het mannetje op zijn oude, versleten brommertje, waarvan het me elke keer weer verbaast dat die het toch nog steeds doet.
Ook nu.
Het ploffende geluid komt me tegemoet als ik met Mickey het dorp uitwandel, richting kerkje, aan beide zijden van de weg olijfgaarden, sinaasappel- en mandarijnenbomen.

We kennen elkaar van het voorbijrijden. Hij is altijd blij, deze man. Dit in tegenstelling tot Mickey, die een bloedhekel heeft aan brommers en zichzelf van kwaadheid bijna verstikt in zijn riem. We zwaaien naar elkaar als hij een ruime boog om de hond neemt; zijn ronde, vriendelijke gezicht lacht als hij Mickey kushandjes toewerpt. 

Nu stopt hij bij de kerk en zwaait. Als ik hem nader, begint hij een heel relaas – in het Grieks natuurlijk, maar wonder boven wonder ga ik er steeds meer van verstaan. Hij gaat mandarijnen plukken, zegt hij en wijst vaag naar de bomen naast de kerk. Van dichterbij blijkt hij minder oud dan ik uit de verte steeds had gedacht.
‘Ze zijn heel puur, zuiver – καθαρá, en heel lekker. Je moet er een paar eten!’ Hij plukt er twee en stopt die mijn hand. ‘Eet!’ roept hij vrolijk. ‘Is okee hoor! No problem!’

Uit de krat achterop zijn brommer grijpt hij een emmer en vist vervolgens een mesje uit zijn jaszak. ‘Ik pluk meer!’
Ik bedankt hem nogmaals voor de twee mandarijnen en wil verder lopen. 
‘Nee wacht!’ roept hij, ‘Ik pluk meer, voor jou!’ Benieuwd of ik hem goed begrepen heb, blijf ik staan, tot ongenoegen van Mickey. De man verdwijnt tussen de fruitbomen, ik hoor hem haastig mandarijnentakjes  snoeien die in snel tempo na elkaar in de emmer ploppen. Er valt ook heel wat naast, maar dat lijkt hem niet uit te maken.

‘Kijk!’ Trots toont hij me even later de volle emmer, maar dan bedenkt hij zich ineens iets. 
‘O, je moet een zakje hebben eigenlijk…’  En dat heeft hij niet in de krat liggen. 
Maar geen nood. In dit land vindt je altijd wel wat gedachteloos weggeworpen afval langs de weg. Lege blikjes, waterflesjes, verpakkingen en – inderdaad – plastic zakjes. De man hoeft niet lang rond te speuren, achter het hekje, samengewaaid in een hoek, ligt een blauw plastic zakje, dat er zo te zien al een tijdje. Resoluut zakt de man op de knieën en peutert net zo lang tot hij dat zakje tussen het gaas door naar buiten heeft.
‘Σακούλα! Zakje!’ toont hij, stralend.
De hele inhoud van de emmer gaat erin, wat eigenlijk niet past. Het oude zakje is boordevol.
‘Dit kun je niet naar huis dragen hoor,’  zegt hij grijnzend. ‘Dan vallen  mandarijnen op straat’. Hij vergezelt het met wijde armbewegingen. ‘Haha, dat wil je niet!’
‘Nee’, zeg ik grijnzend, ‘dat gaat niet.’ Dat zakje is al half vergaan, dat scheurt meteen. 
‘Ik breng het naar jullie huis en ik zet ze bij het hek. Εντάξει?’ Hij wijst naar zijn brommer en de zak mandarijnen, die nog in de krat staat. Vanzelfsprekend weet iedereen in het dorp precies waar wij wonen.
‘Geen probleem hoor,’ verzekert hij met een lach. ‘Want dit kun je niet dragen, neenee, dan ligt alles op straat. Ik zet het bij jullie huis bij het hek!’
Ik bedank hem zo hartelijk mogelijk als mijn Grieks dat toelaat, terwijl hij met een snelle beweging zijn lege emmer grijpt en die hup met een boog tussen de bomen zwiept.
Ik grinnik. Er is veel dat hier anders gaat, in dit warmbloedige land.
‘Bij je huis!’ roept hij nog een keer. Dan is hij weer weg, op zijn brommer.

Anders. De mensen hier zijn zo vriendelijk en gul. Voor hen is dat normaal. Hartverwarmend.

(Visited 29 times)