‘Mam. Ik heb een probleempje.’
Ik schrik wakker van de telefoon. Jongste belt, het is kwart voor elf ‘s avonds, dus er is iets. Onderweg naar ons onderkomen in Griekenland zijn we na de eerste dagetappe op een Zwitserse alm aanbeland, vlakbij de Gotthard.
‘Mam. Ik heb een probleempje.’ Hij klinkt gestresst. ‘Er is weer kortsluiting, niks doet het meer in de woonkamer en keuken.’
Weer. Ik frons. Een paar weken geleden was de elektriciteit er ook al uitgefloept, op dezelfde plek. Wat is er mis in Ypenburg? En dan net nu wij weer vertrokken zijn.
‘Ik heb alles geprobeerd,’ haast hij zich om aan te vullen, het oplosproces van de vorige keer nog vers in het geheugen. ‘Getest, geëlimineerd, maar volgens mij is het de plafondlamp.’
Mijn mond vormt een ‘o’. Ik realiseer me dat hij wel eens gelijk kan hebben. Het duurt best lang voordat die lekkage in douche door de verhuurder van het huis eindelijk eens verholpen wordt en intussen hangen de druppels water aan het plafond in de woonkamer. En ja, daar hangt ook een lamp.waarom hebben we daar nooit bij stilgestaan?
‘Kan dat het zijn?’
Dat kan zeker. Ik weet alleen niet wat ik nu, op 900 kilometer afstand, kan doen om te helpen. Intussen is Paul ook wakker, ik praat hem bij terwijl ik ook mijn paniekerige Jongste probeer te kalmeren.
‘Niks doet het meer, m’n tv niet, m’n X-box niet, lampen niet, de afwasser niet, het koffieapparaat niet….’
De afwasser is nou wel het minst erge, vind ik en ik zeg dat hardop. ’Tja, dan maar met de hand afwassen hè…’
‘Ja, maar ik ben verwend nu, mam,’ zegt hij dan fijntjes, ik hoor het lachje in zijn stem. Zelfspot komt even terug, ondanks alles.
Paul komt met wat anders. ‘Is er beneden ergens een stopcontact dat wel werkt?’
Ik herhaal de vraag en hoor Jongste vervolgens heen en weer rennen, terwijl er een steeds moedelozer ‘Nee! Werkt niet! Níks doet het….’ mijn oor binnenkomt.
Tussendoor roept Paul iets over de boekenkast bij de achterdeur. ‘Daarachter zit een stopcontact dat misschien nog werkt. Probeer even! Er is een gezaagd gat onderin de achterwand van de kast om daarbij te kunnen. Bij de onderste plank rechts. Kijk even.’
Door de telefoon heen hoor ik Jongste met boeken gooien. ‘Waar dan? Ik zie geen gat!’
‘Het móet er zijn.’ Ik hoor de eerste korzeligheid in Pauls stem verschijnen. ‘Rechtsonder. Kijk goed! Heeft hij de goeie kast wel?’
‘Ja! Bij de achterdeur!’ In mijn oor tettert nog steeds een gefrustreerd kind. ‘Daar sta ik en ik kijk ook, maar het is er gewoon niet! Ik ben al bij de bovenste plank en heb alles eruit gegooid!’
Het kabaal dat via mijn mobiel binnenkomt bewijst dat. Maar het is hartstikke donker in huis natuurlijk, die jongen kan ook niks zien.
‘Blijf rustig!’ sus ik. ‘Stressen helpt niet. Kijk morgen even verder, dan is het licht.’
‘Nee. Nu. Ik wil het nú oplossen.’ Van wie zou hij eigenlijk dat doordrammerige hebben?
Ik vorm nu heel fijn een filter tussen een steeds wanhopiger zoon en een man met lichte irritaties die via mij met elkaar proberen te communiceren.
‘Waar zit dat kl….gat dan?!’ De boeken vliegen door de kamer in Ypenburg, ik hou mijn telefoon even wat verder van mijn oor. ‘Het zit er niet!’
‘Wel. Rechtsonder. Kijk even goed.’ Ik hoor dat Paul zijn best om zijn geduld te bewaren.
Nog meer gestommel en gestamp. ‘Echt mam. Er. Zit. Geen. Gat.’
Ik begrijp het niet, want ik weet dat het er wel moet zitten. ‘Weet je,’ begin ik, maar Paul gaat er overheen.
‘Dan bij de voordeur! Probeer het stopcontact daar! Doe er een haspel in en stop daar de stekkers van je tv en andere apparaten in. En een een lamp! Dan heb je in ieder geval iets…’
Het is even stil voordat ik 900 kilometer verderop warempel een juichkreetje hoor. ‘Doet het! Gelukt!’
Sissend ontsnapt mij een zucht van verlichting.
‘Bel morgen de loodgieter en vertel ze dit, misschien komen ze eerder,’ opper ik. ‘Paul is nu, as we speak, een nieuwe melding aan het doen bij de verhuurder. Er moet iets gebeuren. Lekkage en elektriciteit samen is niet fijn…’
‘De vrouw vindt het zorgelijk’, meldt Jongste de volgende dag via de app, aanmerkelijk rustiger, terwijl wij over de prachtige Gotthardpas naar Italië rijden. ‘Er komt een elektricien.’
Dat is fijn, want zorgelijk is het zeker. Maar ik moet hem nog iets vertellen.
‘Weet je…’ type ik, ‘dat gat in de boekenkast? Ehm. Dat zit er niet…’
Vannacht was ik wakker geworden met een plotseling besef. ‘Het zat er wel altijd, in die boekenkast. Maar eh… die bewuste kast staat nu in Griekenland. We hebben voor jou een andere kast neergezet, vorig jaar. Eentje zonder gat.’
‘Oh!’ Hij tikt direct terug. ‘vandaar. Ik zag echt geen gat hoor. Het zat er gewoon niet.’
‘Klopt. Dat stopcontact zit daar wel op die plek, maar achter de kast. Kun je slecht bij nu.’
‘Ach ja,’ reageert hij stoïcijns. ‘Kan gebeuren. Ik snapte er al niets van. Het zat er echt niet. Niet rechtsonder, niet links, nergens. Nou moet ik al die boeken nog even terug gaan zetten, de kamer ligt vol. Maar ik ben niet boos hoor…’