‘We hebben er nu vijf’, verzucht ze. ‘Dat is wel veel hoor.’
Vijf? Ze zijn hondenliefhebbers en ik wist dat ze er drie hadden, maar vijf?
‘Ja, twee in de opvang hoor,’ verduidelijkt hij. Het vraagteken moet op mijn voorhoofd gestaan hebben. ‘Die zijn te gast. We gaan het niet overdrijven natuurlijk.’
In een opwelling waren we in Nafplio even de markt opgegaan en daar kwamen elkaar tegen. Wij en een Nederlands stel dat permanent in Griekenland woont. We kennen elkaar, maar ontmoeten elkaar niet heel vaak. Ze vertellen ons nu dat ze waar nodig tijdelijk gedumpte, achtergelaten honden in huis opnemen totdat er via een adoptiestichting een nieuwe eigenaar gevonden is. Nu hebben ze er dus twee, inmiddels helemaal bijgekomen van de tamelijk erbarmelijke toestand waarin ze binnengekomen waren, en helemaal opgekalefaterd door de dierenarts.
‘Eentje is een wildebras, met bergen energie, die springt huizenhoog,’ vertelt ze, ‘heel speels, echt een hele leuke hond. En de ander is een kooikerhondje. Ergens gedumpt. Heel aanhankelijk en vrolijk. Er zit geen greintje kwaad in. Een toppertje hoor! Maar,’ gaat ze door, ‘hij heeft Leishmania.’
Daar heb ik nog nooit van gehoord, ik dacht direct aan iets met heupgewrichten of zo, maar het blijkt een huidziekte te zijn, veroorzaakt door zandvliegjes en het komst alleen voor rond de Middellandse Zee.
‘Hij zit hiervoor voorlopig nog aan de medicijnen.’
Beide honden zijn binnenkort beschikbaar voor adoptie.
Ik hang aan haar lippen. ‘Ohhh!‘ is alles wat ik eruit krijg, terwijl ik Paul verrukt aankijk. Ik wil al zo lang weer een hond! Maar ik probeer mijn enthousiasme te verbergen. Tevergeefs.
‘Oh, willen jullie misschien een hond?’ vraagt ze geamuseerd. ‘Kom gerust eens langs om te kijken en ze te ontmoeten!’‘Nou.’ Paul komt even tussenbeide, voordat ik kan reageren. ‘Een hond is leuk, inderdaad, maar we zitten eigenlijk met een oppasprobleem als we een paar weken naar Nederland zijn…’
Direct wuift ze dit weg. ‘Dan breng je hem toch bij ons!’ roepen ze allebei, ‘hij mag altijd komen logeren. We zien hem graag af en toe terug!’
Dan zijn er eigenlijk geen belemmeringen meer om niet te gaan kijken. Als wij de volgende dag wat foto’s en filmpjes krijgen, is ook Paul overstag. Wat een leukerds! Wat een lieve koppies!
‘Vraag maar wanneer we kunnen komen kijken!’ zegt hij.
Als ik ga, ben ik verkocht, ik ken mezelf. Maar we gaan. En het duurt niet lang voor we het eens zijn.
Als we nou niet naar de markt gegaan waren? Toeval? Ik heb weer een hond!
Welkom Mickey!
En wat voor een !!!! Zo’n lieverd