Na een kwartiertje besluiten we toch maar even te bellen, want hij is er nog steeds niet. Wij wel, op de afgesproken tijd op de afgesproken plek. Het stadion van Methoni, een heel enthousiaste benaming voor een voetbalveld met een roestige tribune’tje.
‘O, bent u er al!’ roept de huiseigenaar bezorgd, althans niet de eigenaar zelf, want die spreekt geen Engels. Hij heeft zijn telefoon snel doorgegeven aan iemand die dat wel kan. ’Ik zat te wachten op uw telefoontje!’
Maar ik weet niet beter dan dat we elkaar op deze plek zouden ontmoeten, per mail bevestigd.
‘O, sorry, en bent u daar dan al de hele tijd? Ik zat te wachten….’
Wij dus ook. Het is ook helemaal niet zo erg. ’s Lands wijs, ‘s lands eer. We zullen de Griekse gewoontes wel snel leren.
Maar hij belooft er nu onmiddellijk aan te komen. Binnen een paar minuten zijn ze er, het schaamrood nog op de kaken.
We moeten de eigenaar via zijn tolk er nog van overtuigen dat we niet boos zijn, voordat de rondleiding kan beginnen.
De hele conversatie gaat via de jonge Griek, die perfect Amerikaans spreekt en alles heen er weer vertaalt.
Het huis is prachtig, gloednieuw, misschien net te klein, maar daar verzinnen we wel wat op. Maar dan wijst de tolk.
‘Kijk, daar woont de eigenaar.’
Wat?
Het grote huis naast ons kandidaathuisje was me al opgevallen. ‘Hij is meestal in Athene hoor.’
De eigenaar, en zijn vrouw die gezellig aangeschoven is, glunderen ons toe.
Wij kijken elkaar aan. We zouden dus gewoon in de tuin van de eigenaar wonen, Vlakbij, weinig privacy, geen erfafscheiding.
En ja, misschien is hij er alleen in het weekend. Maar leer ons de Grieken kennen. Dan komt oma mee, en alle neven en tantes en dan hebben ze het enorm gezellig in hun tuin, waar wij dan ook zitten.
Niks mis mee, maar toch….
Het huis krijgt een dikke tien. Maar de locatie? Nee. Jammer hè.