Alsof alles er alsnog even in één klap uit moet.
Het was heet deze zomer, ook voor Griekse begrippen. Weken lang boven de veertig graden. De planten in de tuin zuchtten en kreunden onder de witkoperen ploert die van geen ophouden wist. Snakkend naar een druppel regen, die uiteindelijk vijf maanden op zich heeft laten wachten, rekten ze hun koppetje uit naar boven, tevergeefs. Waarna enkelen het kopje noodgedwongen moesten laten hangen en de strijd schijnbaar opgaven.
Elke twee of drie dagen kregen ze via de tuinslang een flinke portie water, waardoor ze we tijdelijk opveerden, maar energie om te gaan bloeien ontbrak hen ten enenmale. Met moeite persten ze nog wat fletse blaadjes uit hun takken, maar bloemen kregen ze niet voor elkaar.
Tot eindelijk de hemel openbrak. Een flink aantal heftige, korte buien maakten korte metten met de droge, keiharde bodem. Er ontstonden waterpoelen rond de stammen, de aarde werd zompig. Planten en bomen slurpten het water bijna hoorbaar op alsof hun leven ervan afhing. Dat was ook zo natuurlijk.
De explosie die toen plaatsvond!
Juichend vormden de planten nieuwe knopjes. Bloemetjes ontloken aan de struiken, uit de citrusbomen plofte nieuwe bloesem. Doodgewaande plan ten ontwikkelden verse takjes met blaadjes. Rupsen kropen over de koolplanten, vlinders fladderden rond.
We staan erbij en kijken ernaar.
Een inhaalslag. Alles moet er nog even in één klap uit. Een bloeiexplosie, of het nou half november is of niet.