Dek Twee

Uitzonderlijk was het wel. Wij rijden naar Patras, om met de ferry naar Ancona te varen, met in het achterhoofd de ervaring van vorig jaar, toen de vertraging opliep tot acht uren wachten op de kade. Hoe anders is het nu!
Wij komen aanrijden, kunnen onmiddellijk inchecken en direct door naar de boot die al klaarligt. Geen rijen auto’s, hup gelijk de boot op. Er snelt een mannetje toe dat – onvoorstelbaar – helpt met de tas dragen, helemaal tot de deur van de hut. Binnen een kwartier zitten we in onze hut, elkaar stomverbaasd aankijkend. Het was allemaal zo snel gegaan dat ik het gevoel heb buiten adem nog een achter mijzelf aan te rennen. 
Stipt op tijd vertrekken we, en exact volgens schema meert de grote boot aan in Ancona. 
Nou ja zeg.

Maar dat kan natuurlijk niet zo blijven.
Het ontschepen moet nog beginnen. Terwijl we ons al rijk rekenen met prettige, meevallende tijdschema’s lopen we optimistisch naar de garage. Het is sowieso altijd al een heel gedoe om daar überhaupt te komen tussen al die passagiers die op hetzelfde moment met dezelfde trap of die ene lift willen. Het duurt zo’n drie kwartier, maar goed, dat calculeer je altijd wel in.
Eenmaal deze horde genomen schuift iedereen op ons kleine Dek Twee snel alle tassen in alle auto’s, en dan begint het grote wachten. 

Na een half uur staat iedereen reikhalzend te turen of er ergens al beweging te constateren valt. Niet dus. Nog een half uur later gaat men zich achter de oren krabben, want nog steeds gebeurt er niets. Geen ongeduldige mannen die schreeuwend en gebarend de stoet automobielen de boot afleiden. Niemand, het blijft ijzingwekkend stil. Althans, op ons dek.
Boven ons is het een kabaal van jewelste door piepende en schurende autobanden, gebonk op hellingen, wat erop wijst dat er wél ergens auto’s uitgeladen werden. Maar niet op Dek Twee.

‘Ze vergeten ons’, fluister ik na nog een kwartier Paul toe, die al die tijd stoïcijns tegen een muurtje staat. ‘We gaan weer mee terug naar Patras. Helaas. Jammer, hè?’ Hij werpt mij een minzame blik toe.Nog een kwartier, en men blijft onvoorstelbaar rustig, men wacht. Tot er iemand ineens de regie neemt.
Een van de twee uitbundige Amerikaanse dames, behorend bij de auto achter ons, verdwijnt de trap op en verschijnt even later weer, gebarend, hoofdschuddend, en roepend.
‘Ongelofelijk!’ Ze was op onderzoek uitgegaan. ‘Want iedereen hier staat alleen maar te wachten, maar dat gebeurt er dus niets!‘ Ze is er opgewonden van. ‘Er zijn al dekken leeg en ze zijn boven zelfs al begonnen met inrijden van de nieuwe lichting auto’s, terug naar Griekenland! Ze waren gewoon vergeten dat hier nog een heel dek vol staat om uitgeladen te worden. En wij maar wachten!’
Ik giechel. Zie je wel. Tja, ons dekje twee, een afgesloten tussendekje over slechts de de helft van van de boot, misschien is het niet zo moeilijk om dat over het hoofd te zien.

Maar nu duurt niet lang voordat er twee mannen toesnellen en als een razende ons naar buiten beginnen te dirigeren, waar  een rij inschepende auto’s in hun beweging toch maar even stopgezet zijn. Ongeduldig gebarend en schreeuwend.
Nou ja zeg. Moet je zo lang wachten en dan moet je je nog haasten ook.

(Visited 45 times)

Eén reactie

Reacties zijn gesloten.