We gaan lekker even onder de telefoon.
Het bad in het kleine historische pandje dat ons hotel is, is voorzien van een koperen kraan met douchekop. Als ik mijn benen over de badrand slinger en de douchekop van zijn haak oppak, verschijnt prompt een visioen voor mijn ogen. Ik sta daar en ben een eeuw terug in de tijd.
Met in mijn ene hand de zware koperen telefoonhoorn reik ik met mijn andere naar het losse spreekgedeelte van de telefoon. Maar dat is er niet. Wel een kraanknop, die ik lekker hard opendraai en onmiddellijk over mijn hele lijf gemarteld wordt door snoeiharde flinterdunne speldenprikjes. Ik spring eronderuit en bestudeer de hoorn in mijn hand. De straal is niet regelbaar, maar elk moment verwacht ik gerinkel.
‘Allo?’
Of eigenlijk ‘Parakalo!’, hier.
Met de straal op halve kracht hou ik de telefoondouchekop vast boven mijn hoofd, want zoals gebruikelijk in Griekenland ontbreekt dat haakje aan de muur. Omdat ik me toch wel graag wil inzepen, leg ik de hoorn weer neer. Met een zware klik landt hij op de haak. Zelfs het geluid klopt. Nog maar net weet ik mezelf ervan te weerhouden om eerst Doei! te roepen.
‘Parakalo!’
We gaan nog even onder de telefoon.